De voorzieningenrechter heeft dinsdag uitspraak gedaan in het kort geding tegen de stadioneigenaar en de hoofdhuurder (de exploitatiemaatschappij), met als inzet om gedurende de looptijd van de bodemprocedure over het eeuwigdurend speelrecht – in ieder geval tijdens het seizoen 2023|2024 – in GelreDome te kunnen blijven voetballen. Het vonnis is uitgesproken in het nadeel van Vitesse.
Vitesse beraadt zich na het vonnis van de rechter op vervolgstappen. De rechter heeft dinsdag een zogeheten ‘kop-staartvonnis’ gewezen, waarin alleen de betrokken partijen en de beslissing van de rechter zijn opgenomen. Aangezien de motivering ontbreekt, is het nog niet bekend hoe de voorzieningenrechter tot dit oordeel is gekomen. Na ontvangst van de motivering heeft Vitesse de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.
Over de situatie met betrekking tot het stadiondossier staat Vitesse in contact met de KNVB.
Vitesse wil benadrukken dat het zich onverminderd zal blijven inspannen om de stadionkwestie voor de lange termijn op te lossen. De club hoopt dat de gesprekken met de stadioneigenaar en de exploitatiemaatschappij op korte termijn een concreet vervolg krijgen en blijft zich constructief opstellen. Daarvoor is ook medewerking nodig van de andere partijen, die meermaals te kennen hebben gegeven dat ook zij onverminderd bereid zijn om in gesprek te blijven.
De uitspraak van de voorzieningenrechter is voorlopig van aard. Vitesse vertrouwt onverminderd op een positieve afloop van de bodemprocedure over het eeuwigdurend speelrecht. De club heeft er zodoende vertrouwen in dat het komend seizoen gewoon in GelreDome zal spelen.
Bodemprocedure
Het kort geding werd aangespannen vanwege de licentie-eisen van de KNVB, maar ook vanwege de lange doorlooptijd van de bodemprocedure over het eeuwigdurend speelrecht. In september 2018 besloot Vitesse hierop terug te vallen en de huidige (onder)huurovereenkomst van GelreDome niet te verlengen, waardoor deze overeenkomst per 1 oktober 2023 zal aflopen. Ten grondslag aan de opzegging lag het feit dat de overeenkomst anders stilzwijgend met maar liefst twintig jaar verlengd zou worden, tot 1 oktober 2043. Daarmee zou de onderhuurovereenkomst – met in de ogen van Vitesse niet-marktconforme voorwaarden – ook niet meer gelijklopen met de hoofdhuurovereenkomst.
Op donderdag 9 maart en dinsdag 14 maart aanstaande staan er zittingsdagen gepland voor de bodemprocedure. Naar verwachting zal een uitspraak echter nog enige tijd op zich laten wachten.